Multidisciplinair of multi-monodisciplinair? en wat kunnen wij daar als behandelaren en software-leveranciers aan bijdragen?
De revalidatiezorg pretendeert multidisciplinaire zorg te bieden. Verschillende disciplines trekken gezamenlijk op bij het herstel van de patiënt. De revalidatiearts, de fysiotherapeut, de ergotherapeut, de psycholoog. De gezamenlijke inbreng van al die disciplines is immers nodig bij het revalideren van iemand die bijvoorbeeld na een amputatie weer zelfstandig wil functioneren in de thuis- en werksituatie. En dan is het nodig om én een goede prothese aan te meten én weer te leren lopen, maar moet degene ook geholpen worden bij de verwerking van het trauma.
Die multidisciplinaire samenwerking is de belofte en de aanname. De literatuur geeft ons niet het onomstreden bewijs als het gaat om het effect van multidisciplinaire revalidatiezorg. Donohue et al. (2013) en Van Balen (2015) benoemen in reviews de potentie van revalidatiezorg. Van Balen concludeert dat specifiek onderzoek nodig is voor de unieke Nederlandse geriatrische revalidatiezorg. Harde conclusies blijven uit. Kwalitatief goed onderzoek is gewenst.
De praktijk die ik ken, overtuigt mij van de kracht en effect van multidisciplinair werken. De samenwerking is eerder multi-monodisciplinair. De prothese wordt inderdaad aangemeten, de revalidant wordt geleerd ermee te lopen (en auto te rijden) en krijgt ook psychologische en maatschappelijke hulp. Maar naar mijn waarneming gebeurt dat toch vaak vanaf het eigen discipline-eiland. Natuurlijk wordt er goed samen gewerkt. Maar met al onze digitale dossiers – kan dat niet nog beter? Minder afhankelijk van de beschikbare tijd, overleggen of toevallige wandelganggesprekken tussen behandelaren? Zodat ik als ergotherapeut alle aandachtgebieden van mijn collega’s in dit dossier zie. Bijvoorbeeld tijdens mijn behandeling kan ik vragen stellen over het onthaasten van het looppatroon waar de fysiotherapeut op stuurt, kan er voor kiezen om de door de psycholoog geconstateerde valangsten in de thuissituatie bespreekbaar te maken. Dit alles omdat het elektronische dossier dit mij toont, met als doel om waarde -zelfstandigheid en onafhankelijkheid- te creëren.
Het behandelteam is op die monodisciplinaire praktijk wel een antwoord – daar wordt periodiek en multidisciplinair overlegd t.b.v. evaluatie en afstemmen van een passend vervolg van de behandeling. Maar uit ervaring weet ik dat doorgaans iedere discipline na dit overleg weer richting zijn (discipline-)eiland gaat om gericht te werken aan het herstel vanuit het eigen perspectief tot het volgende overleg.
Wat mij betreft is dat een gemiste kans. De voordelen van echt multidisciplinair werken staan wat mij betreft buiten kijf. En: nu we allemaal beschikken over een digitaal dossier kàn het ook. We hoeven niet te wachten op een teamoverleg of op een (toevallige) ontmoeting op de gang. De mogelijkheid om samen te werken is er met die digitale dossiers immers altijd.
Nu zie ik in de praktijk al dat het gebruik van digitale dossiers leidt tot meer samenwerken. De dossiers zijn daartoe ook steeds meer in staat. Waren de oude digitale dossiers vooral een gedigitaliseerd papieren dossier (een digitale opslagplek), momenteel ondersteunen de dossiers steeds meer samenwerking tussen behandelaren onderling, behandelaren en verpleging en ook tussen behandelaren, verpleging en revalidant. Er kunnen acties over en weer worden gestuurd, het werken met groepen wordt steeds beter ondersteund, het werken met ketenpartners (ziekenhuizen, huisartsen) ook en ga zo verder.
Met die toevoegingen gaat het dossier meer en meer de behandeling ondersteunen en minder en minder (zo hoop, verwacht, nee: weet! ik) een obstakel zijn voor het werken aan de beste revalidatie voor de revalidant. Dit biedt mij de mogelijkheid om te interveniëren als GRZ of MSR-therapeut. Dat is wat ik altijd heb gezocht in mijn werk, de samenwerking, de kennisdeling, collega’s onderling versterken om de revalidant de optimale zorg te leveren.
Ik verwacht dat het dossier nog aantrekkelijker wordt voor de behandelaar door de integratie met onderzoeksresultaten. Op niet al te lange termijn zal het digitale dossier behandelervaring uit allerlei onderzoek en behandelingen beschikbaar maken. Het is natuurlijk niet ver weg meer dat ik bij het invoeren van een eerste diagnose in het digitale dossier, een suggestie van dit dossier krijg voor de te volgen behandelstrategie en aanpak. Op basis van behandelresultaten in het centrum zelf en van onderzoeksgegevens vanuit centra uit de hele wereld. Het is een beetje zoals Google Now. Die geeft adviezen dat ik nu moet vertrekken naar een nieuwe afspraak. Google Now weet immers waar ik ben, waar ik naartoe moet, hoe laat ik daar moet zijn en hoe druk het onderweg is. Op eenzelfde manier zal het dossier ook een friendly co-pilot voor de behandelaar worden. Niet dwingend, maar wel rijk en precies. Zo zal het werken met het dossier makkelijker, intuïtiever en ook ‘rijker’ worden. Alleen als we het rijk gebruiken, kan het dossier ons rijk adviseren, immers.
De ontwikkeling naar multidisciplinaire zorg zal ook worden afgedwongen door de revalidant. Uiteindelijk wil die natuurlijk gewoon goed behandeld worden. De discipline-eilandjes zeggen hem/haar maar weinig – hij/zij heeft een probleem en wil geholpen worden. In sommige revalidatie-instellingen staat de betrokkenheid van de revalidant bij zijn/haar behandeling centraal in de filosofie – een revalidant kan daarin zelfs voorzitter zijn van een MDO-gesprek over zijn case. Hiermee kan een revalidant meer de regie nemen -niet alleen samen optrekken- maar ook actief het behandelteam leiden bij het realiseren van de doelen. Met de introductie van e-Health wordt die centrale rol van de revalidant op een andere manier waar gemaakt. Nu niet via zo’n lijfelijk voorzitterschap, maar doordat de revalidant wel toegang krijgt tot zijn dossier, e-consulten kan initiëren, beslissingen kan overzien en zelf op internet natuurlijk ook op zoek gaat naar alternatieven en mogelijkheden.
Stilzitten is niet nodig. Iedereen kan vanuit zijn eigen rol hier invloed op uitoefenen. De patiënt die zijn/haar regierol opeist, de zorginstelling die zijn multidisciplinaire processen verder optimaliseert en de leverancier die de friendly co-pilot faciliteert. Ja en dan wordt het samenwerken nog energieker dan die nu al is.
30 november 2016
Jesper Brons, ergotherapeut, psycholoog en consultant bij VIR e-Care Solutions