In 2012-2013 ben ik betrokken geweest bij de ontwikkeling van de GRZ. Er waren verschillende sessies met deskundigen in Utrecht om te bepalen welke diagnoses er allemaal in aanmerking zouden moeten komen voor de DBC-GRZ. In 5 subgroepen met de hoofdthema’s CVA, electieve orthopedie, trauma, amputatie en overige aandoeningen werd intensief het triageproces besproken. Felle discussies, over wie wat waar en hoe en op welk tijdstip, tussen de specialist ouderengeneeskunde, de revalidatiearts, de orthopeed, neuroloog of vaatchirurg waren het gevolg. Ook de transferverpleegkundige en ik, als fysiotherapeut (met uiteraard bijzondere aandacht voor de geriatrische patiënt in mijn functie als bestuurslid van de Nederlandse Vereniging voor Fysiotherapie in de Geriatrie (NVFG)), mengden ons actief in deze discussie. Ik herinner mij nog zeer goed de discussies over de definiëring van ‘Complexe Zorg’. Hoe complex kan een discussie worden als beide partijen slechts één woord hebben om de kwaliteit van hun kennis en kunde te kunnen kwalificeren; zowel de revalidatiezorg als de verpleeghuiszorg bleek bedoeld voor hoogwaardige complexe zorg in een multidisciplinaire setting. Tja, maar waar zit dan het verschil. Dit bleek verre van eenvoudig te duiden in taal. Termen als ‘meervoudige problematiek’, ‘bijkomende cognitieve problemen’, ‘interfererende pathologieën’ en ’beperkt sociaal vangnet’ werden hiervoor gebruikt. Welke termen er in de definitieve teksten terecht zijn gekomen weet ik niet, maar één opvallend gegeven is in deze semantische discussie geheel weggevallen en dat is de term ‘geriatrisch’ of ‘oud’. Ik kwam hier geheel toevallig achter, toen ik vernam dat iemand van in de 50 jaar via de GRZ naar een verpleeghuis werd doorverwezen. Revalidatie was immers niet aan de orde, herstel van een operatiewond was eerste prioriteit en dat moest dan maar in een verpleeghuis. Nu heb ik zelf 22 jaar als fysiotherapeut in een verpleeghuis gewerkt en ik roep al jaren dat de vakbekwaamheid van alle disciplines door de buitenwacht vaak fors onderschat wordt. Werken in een verpleeghuis is werken met je verstand en vergt een grote kennis en dito vaardigheden. Het analyseren en prioriteren van de complexe problematiek is meesterwerk. Maar er moet ook bij gezegd worden dat het revalidatieklimaat niet altijd optimaal is. Geld om goed gekwalificeerd personeel aan te nemen, en ik bedoel hier vooral goed gekwalificeerde verpleegkundigen, is er nauwelijks en veelal worden dus zeer laag opgeleide, goedkope verzorgenden ingezet. In een omgeving waar de gemiddelde leeftijd 80+ is en het tempo laag, is de prikkel om te bewegen of te revalideren ook niet groot. De inspanningstolerantie van de gemiddelde 80+ is laag en daardoor kun je met vereende krachten ondanks de beperkingen van het laagopgeleid personeel nog wel een optimaal herstelklimaat creëren voor de echte geriatrische patiënt. Echter voor een 50-er is dit een geheel ander verhaal. De kans is groot dat er zwaar ondertraind zal worden en de patiënt weinig tot geen prikkels ontvangt om zelf aan de slag te gaan met zijn/haar herstel. De expertise in een revalidatiecentrum om weer optimaal aan het arbeidsproces deel te kunnen nemen is ook vele malen groter dan in een verpleeghuis. Dit is de complexiteit waar juist het revalidatiecentrum sterk in is. Triage alleen op diagnoses en patiëntsysteem is dus onvoldoende. Er dient ook naar de uiteindelijke revalidatiedoelen gekeken te worden en welk revalidatieklimaat daar het best passend bij is!
19 maart 2015
Hans Hobbelen, Lector Healthy Lifestyle, Ageing and Healthcare (Hanzehogeschool Groningen)