Eén op de vier mensen met een beroerte heeft posttraumatische stressklachten, ze zitten echter maar zelden bij de psycholoog aan tafel. Hoe komt het dat wij hen binnen de geriatrische revalidatie zo weinig opmerken? Wat betekent PTSS voor de revalidant en zijn kwaliteit van leven? Welke mogelijkheden voor behandeling zijn er eigenlijk binnen de GRZ?
Om bij het begin te beginnen, de onderdiagnostiek van PTSS-klachten kan met vele factoren verband houden. Een beroerte gebeurt plotseling en in eerste instantie springen vooral lichamelijk beperkingen in het oog. Angstig zijn door deze veranderingen lijkt eigenlijk niet ongewoon. Dat komt in een ander daglicht te staan als je weet dat PTSS bij CVA-revalidanten juist samenhangt met die eerste ervaringen na de beroerte, zoals wakker worden in het ziekenhuis, de diagnose horen en een leven met beperkingen voor zich zien. Hoewel dit indringende ervaringen zijn die een angstig gevoel geven noemen revalidanten dit zelf niet vaak als klacht. Wellicht past het niet bij de generatie om te klagen en al helemaal niet over ‘psychische’ problemen. Maar moeten we ook niet de hand in eigen boezem steken en ons afvragen of we wel gericht navraag doen naar dergelijke klachten?
Ter illustratie mijn ervaring met een revalidante die na ontslag van de revalidatieafdeling merkte dat ze het thuis niet redde. Telkens beleefde ze in gedachten de beroerte opnieuw, durfde ze niet meer in de slaapkamer te komen waar het was gebeurd en verplaatste zij haar meubels zodanig dat het niet meer leek op haar huis ten tijde van de beroerte. Toen pas meldde zij zich bij mij voor behandeling. Achteraf bleek dat zij tijdens haar opname ’s nachts vaak gesprekken had gevoerd met een verpleegkundige omdat ze zo bang was. Zij noemde destijds in gesprek met mij niet dat ze zich angstig voelde en in het interdisciplinaire overleg kwam niet aan de orde dat deze vrouw nauwelijks sliep. De diagnose PTSS werd gemist …
Gezien de hevige angst en de gevolgen voor het dagelijks functioneren is het bepaald geen overbodige luxe om PTSS-klachten van revalidanten boven tafel te krijgen. Ook niet in het licht van hun kwaliteit van leven. Voor de hand liggend is om te denken dat de mate van beperkingen hierin bepalend is, echter juist factoren als pijn, seksuele disfunctie, depressie en PTSS blijken van wezenlijk belang. In het algemeen geven CVA-revalidanten aan dat hun kwaliteit van leven na de beroerte zeker met de helft is verminderd. Alle reden om aandacht te besteden aan de factoren die hier daadwerkelijk invloed op hebben!
Hoopvol is dat behandeling van PTSS bij de meerderheid van geriatrische revalidanten goed mogelijk is. Een gerichte traumabehandeling, met EMDR (Eye Movement Desensitization and Reprocessing), is hierbij effectief. Binnen de Vereniging EMDR Nederland (VEN) maak ik deel uit van de ‘special interest group ouderen’. Hierin bespreken we casuïstiek en ontwikkelen aanpassingen op de reguliere traumabehandeling, gericht op ouderen met eventuele comorbiditeit. Deze behandeling is bruikbaar bij verschillende revalidatiedoelgroepen en uiteenlopende nare ervaringen.
Willen we PTSS vaker behandelen in de GRZ dan moeten therapeuten, revalidanten en hun omgeving hier meer oog voor krijgen. De interdisciplinaire werkwijze van de GRZ leent zich daar bij uitstek voor. De onzichtbaarheidsmantel rond PTSS kunnen we samen wegtrekken. Het mooiste is om er structureel onderzoek naar te doen, onder meer met vragenlijsten. Dat zal niet altijd haalbaar zijn. Door observaties vanuit verschillende vakgebieden, gerichte vragen stellen aan revalidanten en naasten, het bundelen van interdisciplinaire bevindingen en vaker de hypothese PTSS overwegen komen we echter al een heel eind!
22 mei 2015
drs. ir. Marieke Terwel, gezondheidszorgpsycholoog en cognitief gedragstherapeut VGCt®, Laurens Rotterdam, programmaleider revalidatieprogramma ‘Laurens Therapeutisch Klimaat’ en auteur van het boek ‘Alles is revalidatie’